Heeft u de aanslag onroerende zaakbelasting al ontvangen? Indien u een appartement heeft, loont het de moeite te bezien of de heffingsambtenaar van uw gemeente de waarde van uw appartement per de peildatum 1 januari 2023 niet te hoog heeft bepaald. Meestal zult u een bezwaarschrift (laten) maken.
Uw gemeente heeft tot en met 31 december 2024 de tijd om op uw bezwaarschrift te reageren.
In een bezwaar-of beroepsprocedure wordt beoordeeld of de waarde van uw woning te hoog is vastgesteld. Dit gebeurt op basis van de gronden van het bezwaar of beroep, die u als eigenaar van het appartement aanvoert. In uw bezwaarschrift kunt u zelf aangeven wat u de maximale waarde vindt. De heffingsambtenaar zal dan de door hem vastgestelde waarde moeten verdedigen.
Inhoudelijke toetsing door rechter in beroep na afwijzing bezwaar
Op grond van artikel 17 lid 2 van de Wet WOZ wordt de waarde van uw woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de koper uw woning in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
De wetgever heeft hiermee bedoeld "de prijs die door de meestbiedende koper besteed zou worden bij het te koop aanbieden op de voor uw woning meest geschikte wijze na de beste voorbereiding".
De waarde van uw woning wordt bepaald met de vergelijkingsmethode. Dit houdt in dat de waarde wordt vastgesteld aan de hand van een vergelijking met de verkoopopbrengst van woningen die rondom de waardepeildatum 1-1-2023 zijn verkocht en voldoende vergelijkbaar zijn met uw woning. Deze referentiewoningen hoeven dus niet identiek te zijn aan uw woning. Wel moet de heffingsambtenaar inzichtelijk maken op welke manier hij met de onderlinge verschillen rekening heeft gehouden. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de WOZ-waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
Pas als de heffingsambtenaar niet aan dat op hem rustende bewijs heeft voldaan, komt de rechter toe aan de vraag of u als belanghebbende de door u verdedigde waarde aannemelijk heeft gemaakt. Indien ook dat laatste niet het geval is, kan de rechter schattenderwijs zelf tot een vaststelling van de in de Wet WOZ bedoelde waarde komen.
Onderbouwing WOZ-waarde door de heffingsambtenaar
De heffingsambtenaar zal aan de waardevaststelling in beroep een taxatierapport met matrix ten grondslag leggen dat is opgemaakt door een taxateur.
In dat taxatierapport zal de waarde van uw woning op basis van een vergelijking met referentiewoningen vastgesteld zijn op een getaxeerde waarde naar de toepasselijke waardepeildatum. Als referentiewoningen zullen drie woningen zijn gebruikt om die te vergelijken met uw woning.
Referentiewoningen voldoende vergelijkbaar met uw appartement?
Uitstraling, ligging, bouwjaar, inhoud en grondoppervlakte moeten dan beoordeeld worden. Zijn alle drie de woningen in hetzelfde bouwjaar als uw woning gebouwd, is de gebruiksoppervlakte van de referentiewoningen gelijk aan uw woning? Zijn de woningen bijvoorbeeld in dezelfde straat of in hetzelfde complex gelegen als uw woning? Zijn de drie referentiewoningen bovendien voldoende dichtbij de waardepeildatum 1-1-2023, namelijk binnen één jaar daarvoor of daarna, verkocht? Is dat het geval, dan kunnen de referentiewoningen dienen ter onderbouwing van de WOZ-waarde van uw woning.
Voldoende rekening gehouden met verschillen tussen uw appartement en referentiewoningen
De heffingsambtenaar zal in voldoende mate inzichtelijk moeten maken op welke wijze door hem rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en uw woning. Heeft de heffingsambtenaar de verkoopcijfers geïndexeerd naar de waardepeildatum en zijn er nog aan aparte onderdelen – bijvoorbeeld uw garage - afzonderlijke waarden toegekend? Zijn bijvoorbeeld op de m2-prijs van de referentiewoningen vervolgens correcties toegepast voor afwijkende kwalificaties voor onderhoud en voorzieningen?
In de beroepsfase kan de kwalificatie voor onderhoud van een referentiewoning gewijzigd worden ten opzichte van de bezwaarfase, zonder nadere motivering van de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar kan in de beroepsfase een nieuwe taxatiematrix aanleveren, die ter vervanging dient van de in de bezwaarfase gehanteerde matrix. De omstandigheid dat de heffingsambtenaar in beroep één of meerdere objecten uit de vergelijking aanpast, maakt niet dat daarmee de motivering van het oorspronkelijke besluit dan wel de uitspraak op bezwaar ondeugdelijk was.
Uit de bestudering van de beide matrices, bezwaar respectievelijk beroep, kan naar voren komen dat in bezwaar de marktanalyse tot een gemiddelde prijs per vierkante meter van x leidde en in beroep tot een gemiddelde prijs per vierkante meter van y. Tegenover een fractioneel hogere gemiddelde staat ook een fractioneel lagere waardering van bijvoorbeeld eventuele losse bijgebouwen (gelijk voor alle in de vergelijking betrokken objecten). Deze verschuiving van accenten zal binnen de marge van de herbeoordeling liggen die in beroep plaatsvindt.
Schadevergoeding bij overschrijding redelijke termijn
De redelijke behandeltermijn voor de bezwaar- en beroepsfase bedraagt een periode van twee jaren, te rekenen vanaf de datum van ontvangst door de gemeente van uw bezwaarschrift als eigenaar. Valt de uitspraak van de rechter in een daarop volgende beroepsprocedure na deze termijn, dan is die termijn overschreden.
Voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn in gevallen waar sprake is van een waardebepaling in het kader van de Wet WOZ, dan wel van aanslagen opgelegd door een heffingsambtenaar zal de rechter aanleiding zien de omvang van deze vergoeding te bepalen op € 50 per (gedeelte van een) half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden. Daarbij acht de rechter dan bepalend dat het financiële belang in de regel minder is dan een bedrag van € 500 en de veronderstelde spanning en frustratie een vergoeding tot ten hoogste € 50 per half jaar overschrijding rechtvaardigt.
De bezwaarfase eindigt met het op de voorgeschreven wijze bekendmaken van de uitspraak op bezwaar. Indien de bezwaarfase bijvoorbeeld 13 maanden heeft geduurd, brengt dat met zich mee dat 7/10e deel (€ 70) voor rekening van de heffingsambtenaar komt en de rest
(€ 30) voor rekening van de minister van Justitie en Veiligheid die daartoe eveneens partij in de beroepsprocedure is.
Vergoeding proceskosten
Wordt uw verzoek om schadevergoeding toegewezen, dan komt u ook in aanmerking voor een vergoeding van uw proceskosten voor het indienen van dat verzoek om schadevergoeding.
Liet u zich in de procedure bijstaan door een gemachtigde, dan kent de rechter 1 punt toe als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht, met een waarde van € 837,- en de wegingsfactor 0,25. De vergoeding bedraagt dus in totaal € 209,25. De proceskostenvergoeding moet door de heffingsambtenaar en de minister ieder voor de helft worden vergoed. Uit doelmatigheidsoverwegingen is een verdeling bij helfte aangewezen. Diezelfde doelmatigheidsoverwegingen brengen met zich mee dat een verdeling van € 104,25 (heffingsambtenaar) en € 105 (minister) hier het meest effectief is. De heffingsambtenaar en de minister zal dan in de uitspraak ook opgedragen worden om ieder de helft van het eerder door u al betaalde griffierecht aan u te vergoeden.
Indien de waarde van uw appartement in bezwaar of beroep lager wordt vastgesteld, dient u niet te vergeten dat u dan ook kunt overwegen de rente van uw hypotheek ( zonder Nationale Hypotheek Garantie bij aankoopsom inclusief verbouwing tot €435.000 in 2024)) lager te laten stellen. Er wordt dan immers door uw hypotheekverstrekker ook minder risico gelopen.
Heeft u vragen over dit artikel of andere vragen over uw appartement, bel dan Pas juridisch advies ( 010 - 404 53 40) en vraag naar mr. Laura Pas, blogger en schrijver van dit artikel, of zend uw e-mail aan secretariaat@pasjuridischadvies.nl .